Brug tussen
wetenschap en praktijk

Het opbouwen en ontwikkelen van een kennisbasis voor schoolleiders houdt in dat we een brug slaan tussen (wetenschappelijke) theorie en de praktijk. Schoolleiders die bezig zijn met de ontwikkeling van het onderwijs in hun school en actief aan de slag zijn met het thema kansen(on)gelijkheid, zijn betrokken bij de totstandkoming van dit thema.

Schoolleiders dragen bij aan de kennisbasis:

  • 8 bijeenkomsten onder leiding van Linda van den Bergh, lector bij Fontys OSO
  • schoolleiders werken gedurende het jaar een subthema uit in kleine groepen waarbij tevens tools worden ontwikkeld
  • gezamenlijk wordt een overzichtsartikel en een online magazine geschreven
  • oplevering van het thema tijdens het TRENDS congres 2021 van het Schoolleidersregister PO

Het traject is afgesloten met een certificaat waarmee ze de eerste schoolleiders zijn die dit thema kunnen afronden voor hun herregistratie.

Ervaringen
van schoolleiders

Als schoolleider kun je je kennis op verschillende manieren bijspijkeren. Sommigen kiezen voor een opleiding of een cursus, anderen prefereren leren met waardering achteraf. Je kunt je op eigen houtje ontwikkelen, binnen de muren van je eigen school, maar ook samen met collega’s, bijvoorbeeld in een kenniskring. Jacqueline Kenter en Annemarie Hoornsman deden het laatste en zijn er enthousiast over.

‘De kenniskring Kansen(on)gelijkheid geeft antwoord op de vragen die me dagelijks bezighouden’

“Een schoolleidersbestaan is soms eenzaam: voor je het weet, kijk je te weinig buiten je eigen bubbel, het is belangrijk om ook andere ervaringen te horen. Het heeft een meerwaarde om in een kenniskring met andere schooldirecteuren te bespreken waar je in je werk tegenaan loopt. Een extra voordeel is dat je samen met een onderzoeker aan de slag gaat. Het gesprek wordt naar een hoger niveau getild’. Aan het woord is Annemarie Hoornsman, schooldirecteur van basisschool Wereldwijs in Bilthoven. De laatste jaren is steeds meer bekend over wat kansenongelijkheid kan behelzen. We weten beter waar scholen mee worstelen en hoe ongelijkheid tussen kinderen groter of kleiner kan worden. Het doel van de kenniskring is om meer inzicht te krijgen in wat er op de eigen school gebeurt en daarnaast bruikbare tools te ontwikkelen en verzamelen voor heel Nederland. Een kenniskring biedt dus een combinatie van praktijk en verdieping, van halen en brengen.

Jacqueline Kenter is schoolleider op De Touwladder, een basisschool in Sint-Michielgestel (NB). ‘We hebben een bijzonder diverse populatie, met kinderen van zowel heel hoogopgeleide en welgestelde ouders als kinderen van vluchtelingen. Bij ongeveer een kwart van de kinderen is thuis sprake van armoede. Kortom: onze kinderen starten bepaald niet vanuit een gelijke positie, wat grote gevolgen kan hebben voor hun schoolloopbaan. Dat voelt voor mij onrechtvaardig.’ Jacqueline streeft met haar school naar een optimale ontwikkeling voor juist deze niet-bevoorrechte kinderen. Om die reden besloot ze deel te nemen aan de kenniskring Kansen(on)gelijkheid. ‘Door goed onderwijs te bieden vergroot je de kans dat ook kansarme kinderen later maatschappelijk goed terechtkomen. Alleen: uit onderzoek blijkt dat scholen met relatief veel kansarme kinderen over het algemeen meer moeite hebben om goede leraren aan te trekken, wat de kansenongelijkheid kan vergroten. Daarom hebben we hier hard gewerkt aan de kwaliteit van ons vakmanschap.’ 

Wie aan een kenniskring deelneemt, moet rekenen op een tijdsinvestering van tachtig uur. Jacqueline en Annemarie studeren hoofdzakelijk in hun eigen tijd; daar hebben ze geen problemen mee. Jacqueline: ‘Ik vind het fantastisch om te doen; mijn kennis van de materie is vergroot. Overigens zijn sommige inzichten best schokkend. Zo weet ik nu dat het onderwijs kansenongelijkheid in stand houdt en zelfs vergroot. Dat vloeit voort uit onze opdracht om alle talenten te laten bloeien. Kinderen stromen met heel weinig tot heel veel bagage in op de basisschool, ongeacht hun ontwikkelpotentie. Doordat wij alle kinderen vanuit onze pedagogische opdracht evenveel aandacht moeten geven, nemen de verschillen alleen maar toe. Dat is logisch. De vraag is: is dat rechtvaardig?’

Jacqueline geniet van de kenniskring. ‘Ik vind het heerlijk om onderzoek te doen en samen met anderen te achterhalen wat de oorzaken zijn van kansenongelijkheid en hoe je kansengelijkheid kunt bevorderen. Ik vind dit boeiender dan een cursus of waarderingsgesprekken over je persoonlijke ontwikkeling, waarbij je vooral terugblikt. Bij een kenniskring kun je aan de slag met de vragen die jou op dít moment het meeste bezighouden. Ik heb het gevoel dat ik iets aan doen ben dat relevant en actueel is en dat adviezen oplevert die echt kunnen werken.’ Leerzaam is ook het contact met collega-schoolleiders: we houden elkaar scherp.’

Annemarie Hoornsman
Schooldirecteur
van basisschool
Wereldwijs in Bilthoven

Jacqueline Kenter
Schoolleider
van basisschool
De Touwladder in
Sint-Michielsgestel

Werkwijze
De kenniskring Kansen(on)gelijkheid is onderverdeeld in subgroepen. Elke subgroep bestudeert een andere invalshoek van het thema kansenongelijkheid. Lector Linda van den Bergh, die de kenniskring leidt, verzorgt per (online) bijeenkomst steeds een plenaire presentatie. Vervolgens gaan de subgroepen geïnspireerd verder met hun onderwerp. 

Interview met
Linda van den Bergh

Linda van den Bergh is lector bij Fontys OSO en heeft de kenniskring Kansen(on)gelijkheid begeleid. Samen met de schoolleiders uit de kenniskring heeft zij een overzichtsartikel en online magazine over het thema samengesteld.

Wat is jouw specifieke kennis en ervaring en persoonlijke affiniteit met kansenongelijkheid?

‘Toen ik zelf in het basisonderwijs werkte, merkte ik dat sommige leerkrachten vooroordelen hadden jegens leerlingen met bijvoorbeeld een migratieachtergrond, of leerlingen met bepaalde ouders. Ik dacht: dat moeten die kinderen merken. Toen ik een researchmaster deed en zelf een onderzoeksvraag mocht opstellen, heb ik onderzocht wat de houding van leerkrachten was ten opzichte van leerlingen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond, het effect daarvan op hun verwachtingen van leerlingen in hun eigen klas met zo’n achtergrond en de cijfers en CITO-resultaten die deze leerlingen behaalden.’

Wat kun je zeggen over de kansenongelijkheid in Nederland?

‘Die is stabiel, na jaren te zijn toegenomen. Dus stabiel op een hoog niveau, wat inhoudt dat de kansenongelijkheid in het Nederlandse onderwijs groot is. Zo heeft de Onderwijsinspectie onderzocht welk schooladvies kinderen kregen met een CITO-score van 538, een score waarmee je zowel naar de havo als het vwo kunt. Kinderen met laagopgeleide ouders hadden vijf keer zoveel kans op een havoadvies dan kinderen van hoogopgeleide ouders. Mijn onderzoek richt zich op professionalisering van leraren, om kansenongelijkheid zoveel mogelijk te voorkomen.’

Je koppelt kansenongelijkheid aan het opleidingsniveau van de ouders. 
Zijn er nog andere factoren die van invloed zijn op kansenongelijkheid?

‘Ja, het gaat om groepen waarover stereotiepe beelden bestaan. Leerlingen met een migratieachtergrond, maar ook leerlingen met labels zoals autisme, dyslexie en ADHD. Van kinderen met een of meer van deze labels verwachten we over het algemeen minder, terwijl het label niets zegt over de capaciteiten van een leerling. Waar het om gaat, is dat we niet in stereotypen denken. Het klopt wel dat kinderen van laagopgeleide ouders het op school over het algemeen minder goed doen dan kinderen van hoogopgeleide ouders, maar het is géén wet van Meden en Perzen. Kansenongelijkheid is er al voordat kinderen überhaupt nog maar naar school gaan. Je zou willen dat de kansenongelijkheid in het onderwijs afnam, maar het tegendeel is waar: het onderwijs vergroot onbewust en onbedoeld de ongelijkheid, bijvoorbeeld door te werken in niveaugroepen. Dat is voor mij de reden waarom ik dit werk doe. Ik wil onderwijsprofessionals bewust maken van de processen en hen inzichten en tools geven om het anders te doen, bijvoorbeeld door onze onderzoeksbevindingen te publiceren.’

Waardoor is die kansenongelijkheid gestegen?

‘Dit is een combinatie van vele factoren. Wat op dit moment zeker niet meehelpt, is het lerarentekort. Leerkrachten kunnen momenteel werken waar ze willen. Het lerarentekort is het grootst op de scholen met relatief veel kwetsbare leerlingen. Die leerlingen worden dus het vaakst naar huis gestuurd, terwijl juist zij dat onderwijs zo hard nodig hebben. Verder zie je dat hoogopgeleide ouders vaker een school kiezen met een specifiek, innovatief onderwijsconcept. Deze ouders gaan ook vaker in discussie met de leerkracht als het schooladvies in hun ogen niet past bij hun kind. En door het passend onderwijs is het moeilijk om af te stemmen op al die verschillende onderwijsbehoeften van de kinderen. We vragen haast het onmogelijke van de leerkrachten.’

Kansenongelijkheid in het onderwijs zou je moeten bestrijden, niet?

‘Ja, zeker. De vraag is vooral: hoe doe je dat? Veel scholen differentiëren in hun onderwijs. Op zich is dat natuurlijk prima, maar waar streven ze dan naar? Naar gelijke uitkomsten? Met andere woorden: dat alle kinderen dezelfde leerdoelen behalen? Of wil je dat ieder kind het maximale uit zichzelf haalt? Als je voor het laatste kiest, is het gevolg dat de verschillen groeien. In de praktijk gaan de kinderen met een stimulerende achtergrond vaak sneller en gemakkelijker door het onderwijs. Andere kinderen hebben vaak meer tijd nodig. Als je voor kansengelijkheid bent, zou je bijna geneigd zijn om de snelle leerlingen af te remmen, maar daar is niemand voor. Dus werken we met niveaugroepen, zodat kinderen op hun eigen niveau instructie krijgen. Dat lijkt mooi, maar het risico van niveaugroepen is dat je een leerplafond inbouwt en dat je je verwachtingen heel expliciet maakt. Als je twee maanden lang aanbod hebt gehad op het laagste niveau is het moeilijk om van de ene niveaugroep door te stromen naar de volgende. Wetenschappers in binnen- en buitenland zijn het erover eens dat niveaugroepen de kansenongelijkheid vergroten. Misschien moeten we naar een ander onderwijsconcept.’

Hoe heb je de uitwerking van het thema samen met de schoolleiders aangepakt?

Na een kennismaking met alle schoolleiders en hun ervaringen met kansen(on)gelijkheid hebben we ons eerst verdiept in het brede thema. Daarna hebben we op basis van de ervaringen, interesses en de recente literatuur over effectieve interventies voor het werken aan gelijke kansen subthema’s vastgesteld. Deze hebben we vervolgens uitgewerkt volgens een design thinking proces. De eerste fase daarvan bestaat uit het verkennen, begrijpen en definiëren van het subthema, door literatuur te bestuderen en in gesprek te gaan met experts. De tweede fase is die van het creëren van ideeën en ontwerpen van eerste prototypes van tools. Daarna zijn deze prototypes getest in de eigen teams en op basis daarvan zijn bijstellingen gedaan. Tot slot hebben we de eindproducten gepresenteerd, feedback gevraagd van een expert en het proces geëvalueerd. We hebben het geluk gehad dat we de eerste en de laatste bijeenkomst op locatie konden organiseren, zodat we elkaar echt konden ontmoeten. De andere zes bijeenkomsten vonden online plaats, wat wel een uitdaging vormde voor de samenwerking en groepsvorming.

Ben je tevreden over de opbrengsten van de kenniskring?

 Ja, ik ben trots op wat we met elkaar neergezet hebben. Ondanks dat het samenwerken veelal digitaal moest in een tijd die door corona erg uitdagend was in de scholen, hebben alle groepjes een mooi product met bijbehorende handleiding gemaakt. De schoolleiders hebben bijgedragen aan het overzichtsartikel en naast dit hele proces liep een lijntje met de makers van Klassen, die werken aan een kennisbank. Schoolleiders hebben feedback gegeven op hun concept hoofdstukken waarmee de schoolleiders hen verder hielpen en tegelijkertijd zelf nieuwe kennis opdeden. Vanuit het Schoolleidersregister PO zijn er aanvullende interviews gedaan en is alles heel mooi opgemaakt. Dit alles samen maakt dat ik zeer tevreden ben over de opbrengsten.

Welke gouden tip heb je voor schoolleiders die met het thema aan de slag willen?

Lees je in, wees je bewust van de processen die plaatsvinden in het team en in de klassen en grijp in waar nodig. Werken vanuit een onderzoekende houding, op basis van gegevens is belangrijk. Het stimuleren van professionele dialoog tussen de teamleden is zo mogelijk nog belangrijker. Ga in gesprek over de opvattingen die leerkrachten hebben over onderwijs, over de manier waarop ze differentiëren en waarom ze bepaalde keuzes maken, bespreek de verwachtingen die leerkrachten hebben van leerlingen. Zorg dat dit inhoudelijke gesprek plaatsvindt in overlegmomenten, regel de praktische zaken efficiënt daarbuiten. Ontwikkel op deze manier een gezamenlijke visie op het afstemmen op diversiteit die leerkrachten handvatten biedt om hun handelen vorm te geven in de klas. Ik hoop van harte dat de opbrengsten van de kenniskring hierbij ondersteunend zijn. 

Linda van den Bergh (1978) werkte als leerkracht en remedial teacher in het basisonderwijs. Ze studeerde vervolgens orthopedagogiek en deed de research master aan de Radboud Universiteit Nijmegen en promoveerde in 2013 op het professionaliseren van leerkrachten in het geven van feedback aan leerlingen. Ze doet nu als lector praktijkgericht onderzoek naar kansenongelijkheid in het onderwijs. “Mijn hart ligt bij kinderen die al met 1-0 achterstand de school binnen komen. Toen ik eenmaal voor de klas stond, merkte ik dat ik daar weinig aan kon doen. Daarom heb ik toen een opleiding tot remedial teacher gevolgd. Maar als remedial teacher kun je minder in diagnostiek en behandeling betekenen voor een kind dan een orthopedagoog. Daarom ben ik toen orthopedagogiek gaan studeren. Tijdens die studie hoorde ik meer over onderzoek en toen kreeg ik het idee: ik zou pas echt een verschil kunnen maken als ik onderzoek in, met en voor de praktijk zou doen. Door het ontwikkelen en publiceren van kennis en tools kun je leerkrachten inspireren, waardoor de kwaliteit van ons onderwijs nog verder verbetert, voor alle leerlingen. Dat is en blijft mijn drijfveer.”

Wat zijn vragen die bij jou zelf opkomen als het over kansenongelijkheid gaat?

‘Volgens mij is de allerbelangrijkste vraag: hoe krijg je als schoolleider de opvattingen van de leerkrachten over de potentie van kinderen positiever en meer open? De schoolleider kiest uiteindelijk waar het team mee aan de slag gaat, dus hij/zij speelt in dit verband een cruciale rol. Een schoolleider heeft ook veel invloed op de houding van leerkrachten en zou kritische vragen kunnen stellen als een leerkracht blijk lijkt te geven van vooringenomenheid. Stigmatisering is een van de oorzaken van kansenongelijkheid.’

  • Linda van den Bergh heeft meegewerkt aan een boekje waarin 20 wetenschappelijke artikelen over kansenongelijkheid vertaald zijn in toegankelijk geschreven artikelen van ongeveer 2,5 pagina. Je kunt dit boekje (‘Werk maken van gelijke kansen, praktische inzichten uit onderzoek voor leraren basisonderwijs’) gratis downloaden via didactiefonline.nl.
  • Op de site van het NRO (Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek) vind je een kennisportal waarin je naar betrouwbare praktische literatuur kunt zoeken en De Kennisrotonde. Scholen kunnen daar vragen stellen die vervolgens door onderzoekers worden beantwoord. Je vindt er inmiddels meer dan driehonderd vragen en antwoorden, compleet met rapport.
  • Tot slot: op de site van de onderwijsinspectie kun je ook veel informatie over kansenongelijkheid vinden, bijvoorbeeld in de staat van het onderwijs van de afgelopen jaren.

Meer weten?

Brug tussen
wetenschap en praktijk

Schoolleiders dragen bij aan de kennisbasis:

  • 8 bijeenkomsten onder leiding van Linda van den Bergh, lector bij Fontys OSO
  • schoolleiders werken gedurende het jaar een subthema uit in kleine groepen waarbij tevens tools worden ontwikkeld
  • gezamenlijk wordt een overzichtsartikel en een online magazine geschreven
  • oplevering van het thema tijdens het TRENDS congres 2021 van het Schoolleidersregister PO

Het traject is afgesloten met een certificaat waarmee ze de eerste schoolleiders zijn die dit thema kunnen afronden voor hun herregistratie.

Het opbouwen en ontwikkelen van een kennisbasis voor schoolleiders houdt in dat we een brug slaan tussen (wetenschappelijke) theorie en de praktijk. Schoolleiders die bezig zijn met de ontwikkeling van het onderwijs in hun school en actief aan de slag zijn met het thema kansen(on)gelijkheid, zijn betrokken bij de totstandkoming van dit thema.

Ervaringen
van schoolleiders

Als schoolleider kun je je kennis op verschillende manieren bijspijkeren. Sommigen kiezen voor een opleiding of een cursus, anderen prefereren leren met waardering achteraf. Je kunt je op eigen houtje ontwikkelen, binnen de muren van je eigen school, maar ook samen met collega’s, bijvoorbeeld in een kenniskring. Jacqueline Kenter en Annemarie Hoornsman deden het laatste en zijn er enthousiast over.

“Een schoolleidersbestaan is soms eenzaam: voor je het weet, kijk je te weinig buiten je eigen bubbel, het is belangrijk om ook andere ervaringen te horen. Het heeft een meerwaarde om in een kenniskring met andere schooldirecteuren te bespreken waar je in je werk tegenaan loopt. Een extra voordeel is dat je samen met een onderzoeker aan de slag gaat. Het gesprek wordt naar een hoger niveau getild’. Aan het woord is Annemarie Hoornsman, schooldirecteur van basisschool Wereldwijs in Bilthoven. De laatste jaren is steeds meer bekend over wat kansenongelijkheid kan behelzen. We weten beter waar scholen mee worstelen en hoe ongelijkheid tussen kinderen groter of kleiner kan worden. Het doel van de kenniskring is om meer inzicht te krijgen in wat er op de eigen school gebeurt en daarnaast bruikbare tools te ontwikkelen en verzamelen voor heel Nederland. Een kenniskring biedt dus een combinatie van praktijk en verdieping, van halen en brengen.

Annemarie Hoornsman
Schooldirecteur van basisschool
Wereldwijs in Bilthoven

Jacqueline Kenter is schoolleider op De Touwladder, een basisschool in Sint-Michielgestel (NB). ‘We hebben een bijzonder diverse populatie, met kinderen van zowel heel hoogopgeleide en welgestelde ouders als kinderen van vluchtelingen. Bij ongeveer een kwart van de kinderen is thuis sprake van armoede. Kortom: onze kinderen starten bepaald niet vanuit een gelijke positie, wat grote gevolgen kan hebben voor hun schoolloopbaan. Dat voelt voor mij onrechtvaardig.’ Jacqueline streeft met haar school naar een optimale ontwikkeling voor juist deze niet-bevoorrechte kinderen. Om die reden besloot ze deel te nemen aan de kenniskring Kansen(on)gelijkheid. ‘Door goed onderwijs te bieden vergroot je de kans dat ook kansarme kinderen later maatschappelijk goed terechtkomen. Alleen: uit onderzoek blijkt dat scholen met relatief veel kansarme kinderen over het algemeen meer moeite hebben om goede leraren aan te trekken, wat de kansenongelijkheid kan vergroten. Daarom hebben we hier hard gewerkt aan de kwaliteit van ons vakmanschap.’ 

Jacqueline Kenter
Schoolleider van basisschool
De Touwladder in Sint-Michielsgestel

Werkwijze
De kenniskring Kansen(on)gelijkheid is onderverdeeld in subgroepen. Elke subgroep bestudeert een andere invalshoek van het thema kansenongelijkheid. Lector Linda van den Bergh, die de kenniskring leidt, verzorgt per (online) bijeenkomst steeds een plenaire presentatie. Vervolgens gaan de subgroepen geïnspireerd verder met hun onderwerp. 

Wie aan een kenniskring deelneemt, moet rekenen op een tijdsinvestering van tachtig uur. Jacqueline en Annemarie studeren hoofdzakelijk in hun eigen tijd; daar hebben ze geen problemen mee. Jacqueline: ‘Ik vind het fantastisch om te doen; mijn kennis van de materie is vergroot. Overigens zijn sommige inzichten best schokkend. Zo weet ik nu dat het onderwijs kansenongelijkheid in stand houdt en zelfs vergroot. Dat vloeit voort uit onze opdracht om alle talenten te laten bloeien. Kinderen stromen met heel weinig tot heel veel bagage in op de basisschool, ongeacht hun ontwikkelpotentie. Doordat wij alle kinderen vanuit onze pedagogische opdracht evenveel aandacht moeten geven, nemen de verschillen alleen maar toe. Dat is logisch. De vraag is: is dat rechtvaardig?’

Jacqueline geniet van de kenniskring. ‘Ik vind het heerlijk om onderzoek te doen en samen met anderen te achterhalen wat de oorzaken zijn van kansenongelijkheid en hoe je kansengelijkheid kunt bevorderen. Ik vind dit boeiender dan een cursus of waarderingsgesprekken over je persoonlijke ontwikkeling, waarbij je vooral terugblikt. Bij een kenniskring kun je aan de slag met de vragen die jou op dít moment het meeste bezighouden. Ik heb het gevoel dat ik iets aan doen ben dat relevant en actueel is en dat adviezen oplevert die echt kunnen werken.’ Leerzaam is ook het contact met collega-schoolleiders: we houden elkaar scherp.’

‘De kenniskring Kansen(on)gelijkheid geeft antwoord op de vragen die me dagelijks bezighouden’

Linda van den Bergh is lector bij Fontys OSO en heeft de kenniskring Kansen(on)gelijkheid begeleid. Samen met de schoolleiders uit de kenniskring heeft zij een overzichtsartikel en online magazine over het thema samengesteld.

Wat is jouw specifieke kennis en ervaring en persoonlijke affiniteit met kansenongelijkheid?

‘Toen ik zelf in het basisonderwijs werkte, merkte ik dat sommige leerkrachten vooroordelen hadden jegens leerlingen met bijvoorbeeld een migratieachtergrond, of leerlingen met bepaalde ouders. Ik dacht: dat moeten die kinderen merken. Toen ik een researchmaster deed en zelf een onderzoeksvraag mocht opstellen, heb ik onderzocht wat de houding van leerkrachten was ten opzichte van leerlingen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond, het effect daarvan op hun verwachtingen van leerlingen in hun eigen klas met zo’n achtergrond en de cijfers en CITO-resultaten die deze leerlingen behaalden.’

Wat kun je zeggen over de kansenongelijkheid in Nederland?

‘Die is stabiel, na jaren te zijn toegenomen. Dus stabiel op een hoog niveau, wat inhoudt dat de kansenongelijkheid in het Nederlandse onderwijs groot is. Zo heeft de Onderwijsinspectie onderzocht welk schooladvies kinderen kregen met een CITO-score van 538, een score waarmee je zowel naar de havo als het vwo kunt. Kinderen met laagopgeleide ouders hadden vijf keer zoveel kans op een havoadvies dan kinderen van hoogopgeleide ouders. Mijn onderzoek richt zich op professionalisering van leraren, om kansenongelijkheid zoveel mogelijk te voorkomen.’

Je koppelt kansenongelijkheid aan het opleidingsniveau van de ouders. 
Zijn er nog andere factoren die van invloed zijn op kansenongelijkheid?

‘Ja, het gaat om groepen waarover stereotiepe beelden bestaan. Leerlingen met een migratieachtergrond, maar ook leerlingen met labels zoals autisme, dyslexie en ADHD. Van kinderen met een of meer van deze labels verwachten we over het algemeen minder, terwijl het label niets zegt over de capaciteiten van een leerling. Waar het om gaat, is dat we niet in stereotypen denken. Het klopt wel dat kinderen van laagopgeleide ouders het op school over het algemeen minder goed doen dan kinderen van hoogopgeleide ouders, maar het is géén wet van Meden en Perzen. Kansenongelijkheid is er al voordat kinderen überhaupt nog maar naar school gaan. Je zou willen dat de kansenongelijkheid in het onderwijs afnam, maar het tegendeel is waar: het onderwijs vergroot onbewust en onbedoeld de ongelijkheid, bijvoorbeeld door te werken in niveaugroepen. Dat is voor mij de reden waarom ik dit werk doe. Ik wil onderwijsprofessionals bewust maken van de processen en hen inzichten en tools geven om het anders te doen, bijvoorbeeld door onze onderzoeksbevindingen te publiceren.’

Waardoor is die kansenongelijkheid gestegen?

‘Dit is een combinatie van vele factoren. Wat op dit moment zeker niet meehelpt, is het lerarentekort. Leerkrachten kunnen momenteel werken waar ze willen. Het lerarentekort is het grootst op de scholen met relatief veel kwetsbare leerlingen. Die leerlingen worden dus het vaakst naar huis gestuurd, terwijl juist zij dat onderwijs zo hard nodig hebben. Verder zie je dat hoogopgeleide ouders vaker een school kiezen met een specifiek, innovatief onderwijsconcept. Deze ouders gaan ook vaker in discussie met de leerkracht als het schooladvies in hun ogen niet past bij hun kind. En door het passend onderwijs is het moeilijk om af te stemmen op al die verschillende onderwijsbehoeften van de kinderen. We vragen haast het onmogelijke van de leerkrachten.’


Interview met
Linda van den Bergh

Wat zijn vragen die bij jou zelf opkomen als het over kansenongelijkheid gaat?

‘Volgens mij is de allerbelangrijkste vraag: hoe krijg je als schoolleider de opvattingen van de leerkrachten over de potentie van kinderen positiever en meer open? De schoolleider kiest uiteindelijk waar het team mee aan de slag gaat, dus hij/zij speelt in dit verband een cruciale rol. Een schoolleider heeft ook veel invloed op de houding van leerkrachten en zou kritische vragen kunnen stellen als een leerkracht blijk lijkt te geven van vooringenomenheid. Stigmatisering is een van de oorzaken van kansenongelijkheid.’

Kansenongelijkheid in het onderwijs zou je moeten bestrijden, niet?

‘Ja, zeker. De vraag is vooral: hoe doe je dat? Veel scholen differentiëren in hun onderwijs. Op zich is dat natuurlijk prima, maar waar streven ze dan naar? Naar gelijke uitkomsten? Met andere woorden: dat alle kinderen dezelfde leerdoelen behalen? Of wil je dat ieder kind het maximale uit zichzelf haalt? Als je voor het laatste kiest, is het gevolg dat de verschillen groeien. In de praktijk gaan de kinderen met een stimulerende achtergrond vaak sneller en gemakkelijker door het onderwijs. Andere kinderen hebben vaak meer tijd nodig. Als je voor kansengelijkheid bent, zou je bijna geneigd zijn om de snelle leerlingen af te remmen, maar daar is niemand voor. Dus werken we met niveaugroepen, zodat kinderen op hun eigen niveau instructie krijgen. Dat lijkt mooi, maar het risico van niveaugroepen is dat je een leerplafond inbouwt en dat je je verwachtingen heel expliciet maakt. Als je twee maanden lang aanbod hebt gehad op het laagste niveau is het moeilijk om van de ene niveaugroep door te stromen naar de volgende. Wetenschappers in binnen- en buitenland zijn het erover eens dat niveaugroepen de kansenongelijkheid vergroten. Misschien moeten we naar een ander onderwijsconcept.’

Hoe heb je de uitwerking van het thema samen met de schoolleiders aangepakt?

Na een kennismaking met alle schoolleiders en hun ervaringen met kansen(on)gelijkheid hebben we ons eerst verdiept in het brede thema. Daarna hebben we op basis van de ervaringen, interesses en de recente literatuur over effectieve interventies voor het werken aan gelijke kansen subthema’s vastgesteld. Deze hebben we vervolgens uitgewerkt volgens een design thinking proces. De eerste fase daarvan bestaat uit het verkennen, begrijpen en definiëren van het subthema, door literatuur te bestuderen en in gesprek te gaan met experts. De tweede fase is die van het creëren van ideeën en ontwerpen van eerste prototypes van tools. Daarna zijn deze prototypes getest in de eigen teams en op basis daarvan zijn bijstellingen gedaan. Tot slot hebben we de eindproducten gepresenteerd, feedback gevraagd van een expert en het proces geëvalueerd. We hebben het geluk gehad dat we de eerste en de laatste bijeenkomst op locatie konden organiseren, zodat we elkaar echt konden ontmoeten. De andere zes bijeenkomsten vonden online plaats, wat wel een uitdaging vormde voor de samenwerking en groepsvorming.

Ben je tevreden over de opbrengsten van de kenniskring?

 Ja, ik ben trots op wat we met elkaar neergezet hebben. Ondanks dat het samenwerken veelal digitaal moest in een tijd die door corona erg uitdagend was in de scholen, hebben alle groepjes een mooi product met bijbehorende handleiding gemaakt. De schoolleiders hebben bijgedragen aan het overzichtsartikel en naast dit hele proces liep een lijntje met de makers van Klassen, die werken aan een kennisbank. Schoolleiders hebben feedback gegeven op hun concept hoofdstukken waarmee de schoolleiders hen verder hielpen en tegelijkertijd zelf nieuwe kennis opdeden. Vanuit het Schoolleidersregister PO zijn er aanvullende interviews gedaan en is alles heel mooi opgemaakt. Dit alles samen maakt dat ik zeer tevreden ben over de opbrengsten.

Welke gouden tip heb je voor schoolleiders die met het thema aan de slag willen?

Lees je in, wees je bewust van de processen die plaatsvinden in het team en in de klassen en grijp in waar nodig. Werken vanuit een onderzoekende houding, op basis van gegevens is belangrijk. Het stimuleren van professionele dialoog tussen de teamleden is zo mogelijk nog belangrijker. Ga in gesprek over de opvattingen die leerkrachten hebben over onderwijs, over de manier waarop ze differentiëren en waarom ze bepaalde keuzes maken, bespreek de verwachtingen die leerkrachten hebben van leerlingen. Zorg dat dit inhoudelijke gesprek plaatsvindt in overlegmomenten, regel de praktische zaken efficiënt daarbuiten. Ontwikkel op deze manier een gezamenlijke visie op het afstemmen op diversiteit die leerkrachten handvatten biedt om hun handelen vorm te geven in de klas. Ik hoop van harte dat de opbrengsten van de kenniskring hierbij ondersteunend zijn. 

Linda van den Bergh (1978) werkte als leerkracht en remedial teacher in het basisonderwijs. Ze studeerde vervolgens orthopedagogiek en deed de research master aan de Radboud Universiteit Nijmegen en promoveerde in 2013 op het professionaliseren van leerkrachten in het geven van feedback aan leerlingen. Ze doet nu als lector praktijkgericht onderzoek naar kansenongelijkheid in het onderwijs. “Mijn hart ligt bij kinderen die al met 1-0 achterstand de school binnen komen. Toen ik eenmaal voor de klas stond, merkte ik dat ik daar weinig aan kon doen. Daarom heb ik toen een opleiding tot remedial teacher gevolgd. Maar als remedial teacher kun je minder in diagnostiek en behandeling betekenen voor een kind dan een orthopedagoog. Daarom ben ik toen orthopedagogiek gaan studeren. Tijdens die studie hoorde ik meer over onderzoek en toen kreeg ik het idee: ik zou pas echt een verschil kunnen maken als ik onderzoek in, met en voor de praktijk zou doen. Door het ontwikkelen en publiceren van kennis en tools kun je leerkrachten inspireren, waardoor de kwaliteit van ons onderwijs nog verder verbetert, voor alle leerlingen. Dat is en blijft mijn drijfveer.”

  • Linda van den Bergh heeft meegewerkt aan een boekje waarin 20 wetenschappelijke artikelen over kansenongelijkheid vertaald zijn in toegankelijk geschreven artikelen van ongeveer 2,5 pagina. Je kunt dit boekje (‘Werk maken van gelijke kansen, praktische inzichten uit onderzoek voor leraren basisonderwijs’) gratis downloaden via didactiefonline.nl.
  • Op de site van het NRO (Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek) vind je een kennisportal waarin je naar betrouwbare praktische literatuur kunt zoeken en De Kennisrotonde. Scholen kunnen daar vragen stellen die vervolgens door onderzoekers worden beantwoord. Je vindt er inmiddels meer dan driehonderd vragen en antwoorden, compleet met rapport.
  • Tot slot: op de site van de onderwijsinspectie kun je ook veel informatie over kansenongelijkheid vinden, bijvoorbeeld in de staat van het onderwijs van de afgelopen jaren.

Meer weten?

Schoolleiders zijn continu bezig met hun ontwikkeling. Niet alleen voor zichzelf, maar juist ook voor anderen! Dat verdient aandacht en erkenning. Het Schoolleidersregister PO heeft als doel het aanzien van het beroep schoolleider te versterken. Met hun registratie laten schoolleiders zien dat ze staan voor kwaliteit en een leven lang leren. Dat doen ze samen met de gehele beroepsgroep: ruim 8.000 schoolleiders in het primair onderwijs in Nederland.
Volledig scherm