Aandacht voor (school)taal en woordenschat

Taalverwerving en taalontwikkeling zijn direct verbonden aan de kansen die kinderen krijgen in hun schoolloopbaan en in hun verdere leven. Taal bevat informatie over de sociale afkomst van de spreker. Soms kiezen mensen bewust bepaalde woorden of taal in een bepaalde situatie, maar kinderen gebruiken onbewust de taalcodes die zij kennen.

Bernstein heeft als een van de eerste onderzoekers een verband gelegd tussen taal en sociale klasse. Hierbij onderscheidde hij de beperkte en de uitgebreide code. De beperkte code kenmerkt zich door een eenvoudige grammatica, kortere zinnen en concrete taal, gevolgd door ‘weet je wel’ en ‘ja toch?’. Het is beschrijvend en vertellend taalgebruik dat de sociale relaties die er zijn bevestigt. De uitgebreide code is meer analytisch en abstract en is geschikt voor situaties waarin mensen elkaar niet of minder goed kennen. Bij instructie en kennisoverdracht is de uitgebreide code nodig. Schooltaal en boekentaal bevat per definitie de uitgebreide code, omdat dingen uitgebreid uitgelegd en toegelicht moeten worden. Uit het onderzoek van Bernstein en vervolgonderzoek daarop blijkt dat laagopgeleide mensen vaak alleen de beperkte, alledaagse code gebruiken, terwijl hoger opgeleiden beide codes beheersen en hierin dus kunnen variëren. Kinderen krijgen thuis meer of minder van de uitgebreide code die op school nodig is mee, ongeacht hun intelligentie. Deze inzichten hebben grote invloed gehad op het denken over taal als bepalende factor voor onderwijskansen. Ook meer recent onderzoek laat zien dat de taal die een kind van huis uit spreekt mede de schoolprestaties bepaalt.

Ready en Chu onderzochten bij bijna 14.000 kleuters het verband tussen het thuismilieu en de inschattingen die leerkrachten maakten van de taalvaardigheid. Hieruit bleek dat vooroordelen en lage verwachtingen die hieruit voortvloeien structureel een rol spelen. Leerkrachten overschatten de geletterdheid van kleuters uit hogere sociaaleconomische milieus. Ze onderschatten kinderen van laagopgeleide ouders, ouders met een migratieachtergrond en kinderen die een andere moedertaal hebben. Daarnaast worden meisjes, ongeacht hun afkomst, hoger ingeschat. De kleuters die overschat werden ontwikkelden zich ook sneller en beter dan de kleuters die onderschat werden. Dit kwam door het werken in niveaugroepjes. In hogere niveaugroepjes ontwikkelden de leerlingen zich beter dan in lagere, vanwege een verschil in aanbod en uitdaging. Voor de plaatsing in de niveaugroepjes wogen de bevooroordeelde inschattingen zwaarder dan het daadwerkelijke taalgedrag van de kleuters. Dit is een illustratie van een selffulfilling prophecy effect in de praktijk. Het verzamelen van gegevens om handelen op te baseren en het voeren van de professionele dialoog over aannames, zoals beschreven in de voorgaande paragraaf zijn de middelen die je als schoolleider kunt inzetten om vooroordelen en lage verwachtingen minder kans te geven.


De subgroep ‘taalvariatie’ heeft meerdere tools gemaakt gericht op bewustwording van de rol van taalvariatie in de vorming van verwachtingen.

Bart Kuipers, schoolleider obs Het Spectrum, Almere

De wijk heeft een divers woningaanbod. De meeste leerlingen wonen in de sociale woningbouw en komen uit taalarme of meertalige milieus. De school heeft zich, in het kader van Passend Onderwijs, gespecialiseerd in een onderwijsaanbod voor kinderen met TOS tot een medium arrangement. Mede dankzij dit aanbod hoeven deze kinderen niet naar het sbo. Wij ervaren dagelijks dat taal een issue is in kansengelijkheid. Hoe taalvaardiger het kind is, hoe groter de kans op een hoger schooladvies. Goed begrijpend kunnen lezen en communiceren is cruciaal. Het onderwijsaanbod is daar daarom sterk op gericht. De school en de leerkracht doen ertoe!

Jacqueline Kenter, schoolleider basisschool de Touwladder, Sint-Michielsgestel

Onze populatie is een afspiegeling van de samenleving. Het team heeft moeten leren omgaan met leerlingen die de taal niet spraken. Zij zagen hoeveel inspanning het kinderen kostte om het Nederlands en de abstracte schooltaal te leren. Gelukkig zagen zij dat de kinderen veel meer in huis hadden dan hun gebrekkige taal- en toetsresultaten lieten zien. Een leerling, een vluchteling, had echt veel in zijn mars. Door vervelend pubergedrag en zelf niet zien wat hij kon, bleven zijn resultaten achter en ook zijn populariteit in de groep. Voorlopig advies: vmbo-b. Serieuze gesprekken en een leerkracht die sterk in hem geloofde maakte dat hij de inspanning opbracht om echt aan het werk te gaan. Er ontstond een flow, hij zag dat werken loonde, cito-scores gingen fors vooruit en hij kreeg vrienden. Zijn eindadvies werd bijgesteld: vmbo-havo. Hij zei: "Juf, je hebt mijn leven veranderd'.


Taalverwerving en taalontwikkeling zijn direct verbonden aan de kansen die kinderen krijgen in hun schoolloopbaan en in hun verdere leven. Taal bevat informatie over de sociale afkomst van de spreker. Soms kiezen mensen bewust bepaalde woorden of taal in een bepaalde situatie, maar kinderen gebruiken onbewust de taalcodes die zij kennen.

Aandacht voor (school)taal en woordenschat

Bernstein heeft als een van de eerste onderzoekers een verband gelegd tussen taal en sociale klasse. Hierbij onderscheidde hij de beperkte en de uitgebreide code. De beperkte code kenmerkt zich door een eenvoudige grammatica, kortere zinnen en concrete taal, gevolgd door ‘weet je wel’ en ‘ja toch?’. Het is beschrijvend en vertellend taalgebruik dat de sociale relaties die er zijn bevestigt. De uitgebreide code is meer analytisch en abstract en is geschikt voor situaties waarin mensen elkaar niet of minder goed kennen. Bij instructie en kennisoverdracht is de uitgebreide code nodig. Schooltaal en boekentaal bevat per definitie de uitgebreide code, omdat dingen uitgebreid uitgelegd en toegelicht moeten worden. Uit het onderzoek van Bernstein en vervolgonderzoek daarop blijkt dat laagopgeleide mensen vaak alleen de beperkte, alledaagse code gebruiken, terwijl hoger opgeleiden beide codes beheersen en hierin dus kunnen variëren. Kinderen krijgen thuis meer of minder van de uitgebreide code die op school nodig is mee, ongeacht hun intelligentie. Deze inzichten hebben grote invloed gehad op het denken over taal als bepalende factor voor onderwijskansen. Ook meer recent onderzoek laat zien dat de taal die een kind van huis uit spreekt mede de schoolprestaties bepaalt.

Ready en Chu onderzochten bij bijna 14.000 kleuters het verband tussen het thuismilieu en de inschattingen die leerkrachten maakten van de taalvaardigheid. Hieruit bleek dat vooroordelen en lage verwachtingen die hieruit voortvloeien structureel een rol spelen. Leerkrachten overschatten de geletterdheid van kleuters uit hogere sociaaleconomische milieus. Ze onderschatten kinderen van laagopgeleide ouders, ouders met een migratieachtergrond en kinderen die een andere moedertaal hebben. Daarnaast worden meisjes, ongeacht hun afkomst, hoger ingeschat. De kleuters die overschat werden ontwikkelden zich ook sneller en beter dan de kleuters die onderschat werden. Dit kwam door het werken in niveaugroepjes. In hogere niveaugroepjes ontwikkelden de leerlingen zich beter dan in lagere, vanwege een verschil in aanbod en uitdaging. Voor de plaatsing in de niveaugroepjes wogen de bevooroordeelde inschattingen zwaarder dan het daadwerkelijke taalgedrag van de kleuters. Dit is een illustratie van een selffulfilling prophecy effect in de praktijk. Het verzamelen van gegevens om handelen op te baseren en het voeren van de professionele dialoog over aannames, zoals beschreven in de voorgaande paragraaf zijn de middelen die je als schoolleider kunt inzetten om vooroordelen en lage verwachtingen minder kans te geven.


Bart Kuipers, schoolleider obs Het Spectrum, Almere

De wijk heeft een divers woningaanbod. De meeste leerlingen wonen in de sociale woningbouw en komen uit taalarme of meertalige milieus. De school heeft zich, in het kader van Passend Onderwijs, gespecialiseerd in een onderwijsaanbod voor kinderen met TOS tot een medium arrangement. Mede dankzij dit aanbod hoeven deze kinderen niet naar het sbo. Wij ervaren dagelijks dat taal een issue is in kansengelijkheid. Hoe taalvaardiger het kind is, hoe groter de kans op een hoger schooladvies. Goed begrijpend kunnen lezen en communiceren is cruciaal. Het onderwijsaanbod is daar daarom sterk op gericht. De school en de leerkracht doen ertoe!

De subgroep ‘taalvariatie’ heeft meerdere tools gemaakt gericht op bewustwording van de rol van taalvariatie in de vorming van verwachtingen.

Jacqueline Kenter, schoolleider basisschool de Touwladder, Sint-Michielsgestel

Onze populatie is een afspiegeling van de samenleving. Het team heeft moeten leren omgaan met leerlingen die de taal niet spraken. Zij zagen hoeveel inspanning het kinderen kostte om het Nederlands en de abstracte schooltaal te leren. Gelukkig zagen zij dat de kinderen veel meer in huis hadden dan hun gebrekkige taal- en toetsresultaten lieten zien. Een leerling, een vluchteling, had echt veel in zijn mars. Door vervelend pubergedrag en zelf niet zien wat hij kon, bleven zijn resultaten achter en ook zijn populariteit in de groep. Voorlopig advies: vmbo-b. Serieuze gesprekken en een leerkracht die sterk in hem geloofde maakte dat hij de inspanning opbracht om echt aan het werk te gaan. Er ontstond een flow, hij zag dat werken loonde, cito-scores gingen fors vooruit en hij kreeg vrienden. Zijn eindadvies werd bijgesteld: vmbo-havo. Hij zei: "Juf, je hebt mijn leven veranderd'.


Schoolleiders zijn continu bezig met hun ontwikkeling. Niet alleen voor zichzelf, maar juist ook voor anderen! Dat verdient aandacht en erkenning. Het Schoolleidersregister PO heeft als doel het aanzien van het beroep schoolleider te versterken. Met hun registratie laten schoolleiders zien dat ze staan voor kwaliteit en een leven lang leren. Dat doen ze samen met de gehele beroepsgroep: ruim 8.000 schoolleiders in het primair onderwijs in Nederland.
Volledig scherm